Publicatie
Van ontregeling naar herformulering van regels in de zorg en welzijn
Wat zijn regels eigenlijk? Regels zijn meer of minder geëxpliciteerde afspraken over hoe te handelen. Regels worden gezien als relatief stabiele entiteiten waarvan de functie duidelijk is voor iedereen. Wat onder regels wordt gevat in de zorg valt te denken aan wetgeving rondom kwaliteit van zorg, richtlijnen van de beroepsgroep, regels van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), eisen van de zorgverzekeraar, afspraken tussen zorgverleners in een organisatie, maar ook bredere normen die in de zorg belangrijk worden gevonden, zoals het belang van veiligheid en participatie van cliënten. Hoewel de tendens is om zoveel mogelijk regels te schrappen, is het belangrijk te realiseren dat veel van regels een nuttige functie vervullen in de zorg. Richtlijnen van zorgprofessionals leveren bijvoorbeeld vaak een bijdrage aan goede kwaliteit van zorg. Regels dienen vaak als een keurmerk, zodat in een oogopslag helder is of het wel of niet goed zit met een product of dienst. Keerzijde van het beschouwen van regels als keurmerk is dat wanneer er sprake is van een sterke toename keurmerken het haar doel voorbijstreeft. Want je kunt immers niet alle keurmerken onthouden (in strikte zin voldoen aan alle regels), laat staan dat je weet wat ze betekenen.
Uit de literatuur leren we dat een problematische manier van omgaan met regels een belangrijk onderdeel is van inefficiënte organisatie. Regels zijn er dan niet ter ondersteuning van de praktijk, en dragen niet bij aan het doel van de organisatie, maar worden als problematisch ervaren, en zijn de bron voor de ervaring van de zogenaamde regeldruk (Hart & Buiting 2012). In de huidige situatie in de zorg en welzijnssector is een dergelijke situatie van beperkende regels ontstaan door een stapeling van parallelle kwaliteitsgegevens die bijvoorbeeld aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg, DICA, zorgverzekeraars of het Kwaliteitsvenster van de NVZ, aangeleverd dient te worden. Zeker de uitvraag door zorgverzekeraars is verveelvoudigd en wordt vaak genoemd als een onnodige bureaucratische last. Een praktijk waarin ter illustratie soms per ziekte per verzekeraar verschillend indicatoren worden uitgevraagd.
Wanneer een crisis optreedt, er is bijvoorbeeld sprake van een kwaliteitsincident dat breed wordt uitgemeten in de media, dan is de reactie vaak het formuleren van nieuwe regels in een poging controle te krijgen over de praktijk (Gruneir & Mor 2008, Robben, Bal et al. 2012, Frissen 2013, Anderson & Bilfeldt 2016, Bozeman & Anderson 2016, Stoopendaal 2016). Concluderen dat de praktijk complex is betekent niet dat er geen oplossingen mogelijk zijn om deze praktijk te verbeteren. Deze oplossingen moeten echter wel rekening houden met deze complexiteit. De gevonden literatuur in deze studie biedt daartoe verschillende inzichten. Zo wordt duidelijk dat de reductionistische manier waarop kwaliteit van de verpleeghuiszorg wordt gemeten niet aansluit bij het type zorg dat in deze sector wordt verleend. Het concept experimentele governance is daarom belangrijk. Deze vorm van governance biedt ruimte voor het aanpassen en het aansluiten van regels bij lokale contexten. Het besluit om regels aan te passen is geen individuele, ad-hoc aangelegenheid, maar een collectief proces waarbij ervaringen tussen zorgmedewerkers worden uitgewisseld en gekalibreerd.
Conclusie Het model van experimentele sturing (in het Engels: ‘experimentalist governance’) is in de bestuurskunde en rechtssociologie ontwikkeld en gaat er vanuit dat lokale praktijken beslissingsruimte hebben om beleidsdoelen na te streven op een manier die past bij de lokale omstandigheden (Sabel & Zeitlin 2008, Trubek et al. 2008, Sabel & Zeitlin 2010, 17 Fossum 2012, Sabel & Zeitlin 2012, Verdun
2012, Oldenhof & Bal 2016). Dit zou ertoe bijdragen dat regels meer in het teken komen te staan van kwaliteitsverbetering. Om dit goed te doen zou het externe toezicht ook informatie moeten generen die gelinkt en gebruikt kan worden voor interne kwaliteitsverbetering (Robben, Bal et al. 2012); in deze redenering is opnieuw het belang van het functioneel maken van regels te zien. Onderdeel van experimentele sturing is dat er naar alternatieve vormen van verantwoording wordt gezocht die leerervaringen van lokale praktijken beter kunnen verwoorden en verantwoorden. Kwantitatieve verantwoording speelt nog steeds een rol, maar in toenemende mate wordt deze gecombineerd met vormen van narratieve ofwel verhalende verantwoording (Ubels 2015) en deliberatie. Dus niet per se ontregeling maar andere formulering van regels. Gericht en/of die ruimte biedt voor innovatie en inspelen op de complexe en weerbarstige zorgpraktijk. Verantwoording kan op die manier toch worden afgelegd. Regels niet strikt gericht op de kwantificering van kwaliteit, maar regels die begeleiden bij een goede invulling van de ruimte waarin zorg verleend kan worden. Een dynamisch kader dat vraagt om persoonlijke interpretatie en betrokkenheid van de zorgwerknemer vereist. Dat vraagt een andere besturing – en dus Anders Vasthouden – maar zeker ook ander toezicht en anders verantwoorden.
Wouter Hart: ‘in de praktijk hoor ik veel mensen klagen over de bestaande wijze van verantwoording, maar als ik dan vraag hoe zij zelf aannemelijk maken dat ze op een goede wijze omgaan met (maatschappelijke) middelen, dan blijft het heel stil.’