Publicatie
Over Toezichthouden, krutu’s en inzetten op een betere samenleving Wat kunnen we leren van Afro-Surinaamse bevolkingsgroep?
Over Toezichthouden, krutu’s en inzetten op een betere samenleving
Wat kunnen we leren van Afro-Surinaamse bevolkingsgroep?
Monica Haimé, lid werkgroep Diversiteit van de NVTZ
Inleiding
De NVTZ wilt graag wijsheden uit andere culturen onderzoeken en heeft de werkgroep diversiteit gevraagd om op ontdekkingstocht te gaan om deze wijsheden aan het licht te brengen opdat ze niet verloren gaan. Wat kunnen wij als toezichthouders leren van andere culturen?
In deze bijdrage staat de cultuur van de inheemse Afro-Surinamers centraal. Monica Haimé reflecteert over de lessen die bestuurders en toezichthouders kunnen opdoen en maakt hierbij gebruik van haar eigen ervaringen, van interviews en enkele artikelen.
Memory Lane
Mijn vader was een levensgenieter en een avonturier die heel graag zonen had gehad. Hij kreeg drie dochters en nam ons, bij gebrek aan stoere zonen, geregeld mee op zijn avonturen naar de binnenlanden van Suriname. Hij was bevriend met Jules Dubois, een man die in de zeventiger jaren altijd op zoek was naar plaatsen waar hij de stadse Surinamers met een ondernemende inslag als toeristen heen kon brengen. Wij kwamen daardoor in oorden en plaatsen waar geen voorzieningen waren en wij aangewezen waren op de voorzieningen die de lokale bevolking, de boslandcreolen, in hun dorpen hadden. Ik ging niet altijd mee omdat ik de jongste en de minst stoere dochter was die te vaak terugdeinsde bij potentieel gevaar. Wel ging ik vaak genoeg mee om nu nog altijd levendige herinneringen te hebben aan de rituelen en gebruiken van de schaars geklede ‘bosnegers’ zoals deze bevolkingsgroep in die tijd werd genoemd en waarvan de naam door de jaren heen is geëvolueerd van djoeka’s naar bosnegers naar boslandcreolen en nu bekend als inheemse Afro-Surinamers. Mijn vader is overleden maar ware hij er nog geweest dan zou hij glunderen bij de wetenschap dat ik decennia na de mij iets te enge avonturen een stukje zou schrijven in het Nieuwsblad van de NVTZ om te reflecteren over wat toezichthouders in de zorg kunnen leren van de mores van de Afro Surinamers.
De aankomst bij een bosnegerdorp begon steevast met het begroetingsritueel. We meldden ons altijd aan bij de eerste de beste die wij tegenkwamen bij het begin van het dorp. Deze persoon ging vervolgens naar de Granman. Dat duurde altijd even waardoor we vaak een tijdje rondhingen bij de ingang van het dorp. Ik vermaakte mezelf met het gluren naar de kinderen en vrouwen van het dorp en zij keken net zo nieuwsgierig naar ons. Na verloop van tijd kwam de Granman gekleed in een exotisch gewaad lopend met wat in mijn ogen leek op Sinterklaasstaf en hij werd geflankeerd door enkele mannen. Tijdens onze wachttijd was de Granman geïnformeerd over het gezelschap dat het dorp wilde bezoeken en had hij zich gekleed voor de ontvangst.
Het begroetingsritueel begon met een soort lichte buiging van de kant van mijn vader en zijn vriend Jules. Zij vroegen toestemming om het dorp te mogen betreden. Jules en mijn vader vertelden uiteraard de reden van ons bezoek en lieten zien dat wij geschenken hadden meegenomen. De Granman stelde vragen over de rest van het gezelschap en richtte zich zo nu en dan tot zijn gevolg in de eigen taal die ik vaak niet verstond. Wij werden altijd toegelaten en eenmaal binnen werden we hartelijk ontvangen en kon de wederzijdse kennismaking beginnen met een rondleiding door het dorp en de aanwijzing van een plek waar wij de nacht mochten doorbrengen, soms een hutje, soms een huisje en meestal een soort kampeerplek met voldoende bomen om onze hangmatten op te hangen.
Ik herinner mij één specifiek bezoek waarbij er in de middag een ‘Krutu’ werd gehouden. Krutu zouden wij aanduiden als vergadering of overleg. Het dorp kende een gran krutu en een gewone krutu. Die middag was ik getuige van een gran krutu, een grote vergadering. In een grote ronde open hut met een dak van pinabladeren zaten alle mannen van het dorp. In het midden zat de Granman met aan zijn zijde een man met een functie die wij nu zouden duiden als die van moderator of procesbegeleider. Sprekers moesten het woord tot hem richten en niet direct tot de Granman. Wij mochten de krutu niet bijwonen maar werden door de vrouwen van het dorp uitgebreid geïnformeerd over wat er gebeurde en wat de gang van zaken was. Het onderwerp van gesprek bleek een man te zijn die niet goed voor zijn familie zorgde en zijn taken verzaakte. Ik begreep dat de man in kwestie niet mocht spreken en alleen mocht toehoren. Een familielid, vriend of andere vertrouweling van de man mocht zijn zaak toelichten en bepleiten. Een ieder in de krutu mocht zich uitspreken over de kwestie en werd uitgebreid gehoord. De kwestie werd dus van alle kanten bekeken, feiten en meningen kwamen aan de orde en de krutu duurde die dag eindeloos. Ik begreep dat een krutu zich soms kon uitstrekken over meerdere dagen. Aan het eind van de krutu kwam er een besluit over wat van de man werd verwacht in de komende tijd. Er was dan sprake van wat wij nu zouden noemen ‘een bindend advies’.
De middag waarop de krutu plaatsvond waren mijn vader en Jules gaan jagen en maakte mijn vader een feestmaal voor het hele dorp. Ik herinner mij dat ik samen met mijn zussen eindeloos uitjes, groenten en kruiden waste en sneed. Ik herinner mij enorme pannen soep en boven het vuur hing de prooi die bestond uit een vis (anjoemara) die net zo groot was als ik als meisje van 10 jaar op dat moment.
Ik schaamde mij een beetje voor mijn vader die als geschenk voor het hele dorp “Black and White” T-shirts had meegenomen die ze allemaal aantrokken waarbij het begon te lijken op een personeelsfeestje van het import- en exportbedrijf waar mijn vader, social riser van origine, directeur van was. Mijn vader kon zijn lol niet op. Er werd muziek gemaakt en er werd gedanst door ons en de dorpbewoners. Ik weet dat ik de indruk had dat ik terecht was gekomen in een uitzending van de Stichting Socutera die in vroeger jaren Sociaal Culturele programma’s voor televisie en radio maakte.
De man over wie het tijdens de krutu was gegaan was ook op het feest, hij maakte vrolijk muziek, at en danste alsof er niets aan de hand was. Dit nadat hij toch stevige reprimandes had gehad en een decreet over hoe hij zich voortaan diende te gedragen. De mensen sloegen hem vriendschappelijk op de schouders en lachten en praatten met hem in een ontspannen sfeer. Ik was verbijsterd. Tijdens mijn studie leerde ik over shaming en blaming, zondebokken en machthebbers èn over psychologische veiligheid. Dat laatste was hier in hoge mate aanwezig.
Toen ik begon te werken leerde ik over Deep Democracy, intervisie methodieken, organisatiecultuur en het modereren en faciliteren van bijeenkomsten. Heel vaak moest ik terugdenken aan de Krutu’s waar ik al die begrippen die ik leerde al in mijn jonge jaren had gezien en over had gehoord.
Weten wat je aan elkaar hebt
De wijze waarop wij werden ontvangen door de Granman en zijn gevolg raakt mij in terugblik. Er was sprake van een bijzondere gebeurtenis die afweek van de dagelijkse gang van zaken. Dit bezoek zou ook nog eens gevolgen voor de toekomst van het dorp kunnen hebben gegeven de reden van het bezoek. De granman was geïnformeerd, ontmoette ons face to face, liet ons een tijd verblijven in het dorp en mijn vader en Jules toonden zich van hun beste kant met de bereiding van de maaltijd en de geschenken. Er werd gegeten en gedronken met een ieder in het dorp, mannen, vrouwen en kinderen, niet alleen met de granman en zijn gevolg. De granman kon zien en meemaken welk vlees hij in de kuip had. Ik ben toezichthouder en ik ben vanuit die functie vaak geïnformeerd over samenwerkingsverbanden met grote impact op de dagelijkse gang van zaken in onze organisatie. Ik heb dit soort samenwerkingsverbanden vaak alleen op papier beoordeeld en ik heb mij daarover laten informeren door de bestuurder. Ik herinner mij niet dat de bestuurder deze samenwerkingspartners ‘ritueel’ heeft ontvangen om hen in kennis te brengen van de mores bij ons en om hen mee te maken in hun manier van handelen. Ik herinner mij ook geen moment van een formeel en informeel verkeren met elkaar in diverse geledingen om te weten wat je aan elkaar hebt. Ik herinner mij vooral papieren intenties, contracten en overeenkomsten en ontmoetingen van mensen op vergelijkbare niveaus in organisaties. En nu in reflectie achteraf vraag ik mij af welke manieren er zijn om het begin van een betekenisvolle samenwerking op een levendigere, betekenisvollere, plezierigere, formele en informele manier te ervaren alvorens er echt aan te beginnen? Ongetwijfeld zijn er organisaties die de verkenning van samenwerkingsverbanden met thuiszorgorganisaties, specialistische ondernemingen, ketenpartners en IT bedrijven wel vormgeven op een andere wijze dan de papieren vergadering. Op z’n Nederlands gezegd ‘Een goed begin is het halve werk’. Door bij aanvang de toon zetten markeer je het moment van een betekenisvolle samenwerking, door meer mensen uit beide organisaties bij elkaar te brengen op formele en informele wijze leer je elkaar kennen en kun je beter beoordelen of er muziek zit in de samenwerking.
Als werkgroep Diversiteit staan wij open om kennis te nemen van initiatieven waarbij samenwerkingsverbanden op andere wijzen zijn verkend dan via de papieren vergaderingen. We zijn benieuwd naar organisaties die ontmoetingen hebben georganiseerd van medewerkers van diverse niveaus uit beide organisaties die de impact van de samenwerking op hun dagelijkse werk zullen ervaren. Dit met het oog op toezien in de toekomst omdat ik mij niet kan voorstellen dat de aankomende toezichthouders, jong, divers en creatief, het toezichtspel zullen blijven spelen met zes tot acht lange vergaderingen waar een dag lezen van stukken aan is vooraf gegaan.
De Krutu
Over Deep Democracy is veel geschreven en de essentie is dat alle stemmen gelden, die van de minderheid, de meerderheid, betrokken insiders en outsiders. Bij Deep Democracy wordt een ieder gehoord. Wat ik meemaakte in de binnenlanden van Suriname is dat de Granman met grote aandacht luistert naar iedereen die het woord richt tot zijn ‘moderator’. Degene die spreekt eindigt vaak zijn betoog met woorden als Troetoe ( echt waar) of So leti (precies zo is het gegaan) of I-Ja (bevestiging dat hij zijn betoog zelf volledig onderschrijft) (Versteeg, G.M, 1905). De man die het onderwerp van gesprek vormde zat met zijn rug naar de sprekers en van hem werd dus niet verwacht dat hij zijn zaak toelichtte of bepleitte. Vanuit psychologisch perspectief kun je stellen dat de man in kwestie ‘beschermd’ werd. Hij werd behoed voor de kans dat zijn emoties de overhand zouden krijgen en hij werd gedwongen om kalm te blijven en het enige dat hij kon doen was luisteren omdat hij niet mocht spreken. Dat een vertrouweling het woord deed is ook van betekenis. Een ander bepleit jouw zaak, je staat er niet alleen voor, je hebt steun op een moeilijk moment. Nadat de vertrouweling was uitgesproken mocht een ieder zich kenbaar maken en feiten inbrengen. Vrouwen namen geen deel aan de krutu. De inbreng van vrouwen was daar, net zoals nu in de top van sommige grote bedrijven, nog niet doorgedrongen. Maar dit terzijde.
Ik begreep ook dat er diverse normen en waarden aan het spreken ten grondslag lagen, men diende te spreken op gedempte toon, stemverheffing was ongewenst en zelfbeheersing was van groot belang. De taak van de Granman was erop gericht de krutu in harmonie te laten eindigen en om conflicten te voorkomen of te beslechten. In zeer uitzonderlijke gevallen kon iemand worden gevraagd om het dorp te verlaten. Maar voor het zover kwam waren er dan al vele krutu’s geweest.
Het spreekt vrijwel voor zich wat wij als bestuurders en toezichthouders kunnen leren van deze gang van zaken. Allereerst is daar het principe van brede zeggenschap bij problemen of conflicten. Luisteren bestuurders en toezichthouders bij zaken die grote impact kunnen hebben op de organisatie naar diverse perspectieven van diverse betrokkenen van binnen en buiten de organisatie en van medewerkers uit verschillende geledingen in de organisatie? Voelen de bestuurder en de andere betrokkenen zich “psychologisch veilig” om te vertellen wat hen aan het hart gaat? In het geval van problemen met de bestuurder is het de vraag of de bestuurder erop kan vertrouwen dat het streven erop is gericht dat hij kan blijven mits hij zich gedraagt op de wijze die in het ‘bindend’ advies is verwoord.
Vormen wij organisaties die de angst voeden dat je het dorp moet verlaten wanneer je over de schreef bent gegaan? Ik zat onlangs in de auto en luisterde naar een interview van Hans van der Loo over psychologische veiligheid. Wat mij trof is dat de journalist hem vroeg waarom hij het woord ’kwetsbaarheid’ niet gebruikte in relatie tot psychologische veiligheid. Hans van der Loo antwoordde dat kwetsbaarheid direct in verband kan worden gebracht met gevaar en dat hij liever sprak over vrijmoedigheid. En hij gaf aan dat de cultuur waarin men het vrijmoedig spreken aanmoedigt veiligheid creëert. In een dergelijke cultuur weet men van elkaar wat je aan elkaar hebt. Bestuurders en toezichthouders kunnen in het toezien en in de besturing van organisaties van grote invloed zijn op de mores in hun organisatie. Zij kunnen de psychologische veiligheid bevorderen door zelf vrijmoedig te spreken en dit aan te moedigen in de organisatie. Bestuurders die er moeite mee hebben dat de medewerkers vrijmoedig spreken met toezichthouders creëren zonder dat zij dat willen of zich ervan bewust zijn een sfeer van psychologische onveiligheid.
Visie op Toezichthouden
Wanneer ik voor de NVTZ Academie lesgeef moedig ik de deelnemers aan om zich kenbaar te maken over hun visie op het toezichthouden. Ik gebruik dan vaak een bewerkte versie van de parabel van een man die langs een steenhouwerij loopt en aan drie steenhouwers vraagt wat zij aan het doen zijn. De eerste antwoordt dat hij stenen uit een rotsblok houwt, de tweede antwoordt dat hij geld verdient om zijn vrouw en kinderen te onderhouden, de derde zegt dat hij bouwt aan een kathedraal waarvan het resultaat nog even op zich laat wachten. Mijn bewerking van de parabel bestaat hieruit dat ik toezichthouders wil laten proeven aan het effect van perspectiefverbreding door de volgende vragen te stellen:
- Werk jij aan het voortbestaan van de organisatie? (beperkt perspectief)
- Werk jij aan het dienen van het belang van jouw cliënten? (breder perspectief)
- Werk jij aan de bouw van een betere samenleving? (het grotere geheel, the bigger picture)
Ik denk dat wij van de Granman kunnen leren wat het betekent om te mogen bouwen aan een betere samenleving waarin mensen vrijmoedig spreken en zich veilig kunnen weten omdat verstoten eigenlijk geen optie is. En omdat verstoten geen optie is, is het de taak van een ieder om zich in te zetten om de beste versie van zichzelf te worden. Dit betekent dat een ieder zich moet inzetten voor zichzelf èn voor de ander. Het gaat er dus ook om, om de ander te helpen de beste versie van zichzelf te worden. Deze inzet is van een geheel andere orde dan de ander te willen laten voldoen aan mijn standaarden. Ik bepleit niet dat men te allen tijde bestuurders in hun functie moet handhaven ongeacht hun daden. Ik ben mij ervan bewust dat het verlaten van het dorp een optie is wanneer het niet anders kan. Wat ik wel bepleit is dat de kans op het zoeken naar een zondebok en het vervangen van de bestuurder bij conflicten en personen wordt geminimaliseerd door een andere inzet. De inzet dat een ieder zelf en met steun van anderen de beste versie van zichzelf kan worden.
Mijn collega Hein Griffioen wist dat ik mij aan het verdiepen was in krutu’s en stuurde mij een link met het verslag van een interview met Kathleen Ferrier. Kathleen Ferrier is momenteel voorzitter van het Abraham Kuyperjaar aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Zij was tien jaar Kamerlid voor het CDA, zij is geboren in Suriname en is de dochter van Johan Ferrier die de eerste president was van de republiek Suriname. Zij zet zich, Surinaamse van origine, in om het gedachtegoed van een groot Nederlands staatsman levend te houden. Wij worden van dit soort wendingen in de geschiedenis erg blij als werkgroep Diversiteit. In het interview vertelt Kathleen Ferrier dat Krutu’s geregeld plaatsvonden bij haar thuis en zo ook op het moment dat haar vader werd gevraagd om gouverneur te worden. Kathleen en haar zus werden ook gehoord bij deze belangrijke beslissing die een verhuizing van de buitengebieden naar de stad inhield en een afscheid van de vertrouwde omgeving en vrienden inhield. Zij wilden niet verhuizen. Hun vader legde hen uit dat er momenten in het leven zijn waarop je iets gevraagd wordt waarbij je een belang kunt dienen dat uitstijgt boven je eigen belang. En hij leerde hen dat je in zo’n geval jouw eigen belang ondergeschikt moet maken aan het grotere belang.
Met de schets van dit voorbeeld wil ik aangeven dat een krutu uiteraard kan eindigen in een besluit dat niet lekker valt bij degenen die worden gehoord. De Granman heeft de gemeenschap te dienen, het grotere belang maar door een ieder te horen weet hij hoe een ieder denkt, weet hij wat er in ieder omgaat en heeft hij goed zicht op de samenleving. En vanuit goed zicht is goed toezicht een kleine stap.
In mijn familie werden ook vaak krutu’s gehouden. Bij ons gingen de krutu’s vooral over feesten en met name bigi jari’s, ronde getallen in bij voorkeur het hogere segment van leeftijden. In een artikel van Chandra Binnendijk en Paul Faber lees ik hierover dat het een creoolse traditie is om bij een bigi jari een jaar van te voren te starten met de voorbereidingen. De eerste voorbereiding is het sparen voor het feest, de verdeling van taken als wie regelt de muziek, wie zorgt voor het eten en hoe ziet het draaiboek eruit. Vele taken worden over vele mensen verdeeld, over familieleden, vrienden, bekenden, buren, leveranciers en ga zo maar door. Op deze wijze wordt de voorbereiding van het feest een onderdeel van het bouwen aan een gemeenschap van betrokkenen. Aan een bigi jari gaan meerdere krutu’s vooraf. Volgend jaar bestaat de organisatie waar ik op toe zie 100 jaar. Ik verwacht dat deze bigi jari te zijner tijd een agendapunt op een vergadering wordt. Wellicht moet ik het honderdjarige bestaan nu al agenderen om zo het voeden van de onderlinge verbinding en cohesie te bevorderen. Zouden mijn collega toezichthouders openstaan voor een krutu waarbij we familieleden, vrienden, bekenden, buren, leveranciers en samenwerkingspartners van onze organisatie betrekken om banden voor het leven te smeden en te bouwen aan een mooi feest, een memorabele dag met wellicht zicht op elementen van een hechte betrokken gemeenschap en uiteindelijk een betere samenleving?
Ik heb mij verdiept in wat wij, toezichthouders, kunnen leren van de Afro-Surinaamse gemeenschap. In breder perspectief van het doel van de werkgroep diversiteit ben ik wederom tot het inzicht gekomen dat de Nederlandse samenleving enorm kan profiteren van de diversiteit in de bevolking. Dat betekent het inzetten op de inbreng van het beste wat de diverse groepen en culturen te bieden hebben. Er ligt er een rijkdom aan onontgonnen waarden en gebruiken die we niet zullen ontdekken wanneer we aan de oppervlakte van de materie blijven en diversiteit in de samenleving met de mond bepleiten en niet in praktijk brengen. En bij in praktijk brengen bedoel ik inzetten op het beste dat de diversiteit in de samenleving te bieden heeft.
Referenties
Thoden van Velzen H. U. E., De Aukaanse (Djoeka) Beschaving, University of Groningen Press, Volume 29, nr. 3-4, 1982
Versteeg, G.M., 'Op expeditie in Suriname', in: Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 15, 1905.
Marjolein de Jong, Oud Kamerlid Kathleen Ferrier: ‘Politici moeten niet blijven plakken, Vu Magazine, 25 februari 2021
Chandra van Binnendijk, Paul Faber, Sranan. Cultuur in Suriname, Digitale bibliotheek voor Nederlandse letteren, 1992
Over Mw. drs. Monica Haimé Monica Haimé is afgestudeerd in de hoofdrichtingen Organisatie- en Sociale Psychologie aan de Rijksuniversiteit Utrecht, daarna heeft zij de tweejarige postacademische opleiding Organisatiekunde en Bestuurskunde bij de Stichting Interacademiale Opleiding Organisatiekunde (SIOO) voltooid. Zij is gespecialiseerd in kwaliteitsmanagement, governance, verandermanagement en conflicthantering in de zorg. Na diverse staf- en managementfuncties bij de overheid en in ziekenhuizen is zij ruim 25 jaar extern adviseur voor instellingen in de Gezondheidszorg en kerndocente van de landelijke Opleiding Kwaliteit (OKF).