Publicatie
Nederlandse waarden: een onverwachte smeltkroes van subculturen
Nederlandse waarden: een onverwachte smeltkroes van subculturen
Door: Frank Seine, directeur Avicenna Academie voor Leiderschap en lid NVTZwerkgroep Diversiteit
Inmiddels ben ik, sinds 1989 na afronding van mijn studie, 32 jaar meer dan fulltime als werkende actief in Nederland. In alle hoeken en gaten in Nederland heb ik projecten gedaan, business ontwikkeld, ben samenwerkingen aangegaan, heb honderden activiteiten opgezet voor misschien wel enkele honderdduizenden mensen. En, ben óók weer doorgereisd. Heb projecten afgerond, activiteiten gestopt, of deze zijn in de kiem gesmoord, mislukt of door anderen overgenomen. Best wel veel bestaan ook nog. Mij hoor je niet klagen. En bij al deze initiatieven zijn vele mensen betrokken of betrokken geweest. Want ik ben hardnekkig aanhanger van de positieve werking van wederzijdse afhankelijkheid. Samen bereik je veel meer. Ze zijn verbonden of hebben hun hart verknocht aan de regio waar ze zijn opgegroeid. Ze voelen zich daar thuis. Dragen de cultuur en daaraan verbonden waarden bij zich en geven deze daarmee ook door. Aan de nieuwe generaties. Ikzelf ben opgegroeid in Apeldoorn. Ik dacht altijd dat niemand dat aan mij kon horen, omdat ik ABN (Algemeen Beschaafd Nederlands) opgevoed was. Totdat ik in Brabant was en een zakenrelatie aan mij vroeg: “Jij komt zeker uit Apeldoorn?” Ik was met stomheid geslagen. Hij kon het aan mijn ‘n’ horen. Die slikte ik in.
In Apeldoorn is het van ‘doe maar gewoon’. Wees loyaal en val niet te veel op. Gewone betrouwbare noeste werkers. Van het platteland en het Veluwse bos. Het Koningshuis van ’t Loo vond men eigenlijk maar zo zo. Hoewel toenmalig Koningin Wilhelmina in de Grote Kerk in Apeldoorn wel een aparte zit had, waar niemand anders gebruik van kon maken. Door de jaren heen is Apeldoorn veranderd. Onder aansturing van indertijd PvdA probeerde men Apeldoorn een stads karakter te geven. De stad werd gemoderniseerd. Er kwam wat hoogbouw, maar dat mag eigenlijk geen naam hebben. TNO, het Kadaster, de Belastingdienst en Centraal Beheer zijn de grote werkgevers. Werkgevers die belang hebben bij een rustig uitgebalanceerd klimaat. Tenminste zo heb ik dat altijd ervaren. Het zijn waarden die ook van grote waarde zijn voor het land. Immers, uit onderzoek blijkt dat in landen die uitgebalanceerd zijn, de mensen zich het meest prettig voelen.
Ik liep stage bij het gecoördineerd ouderen werk in de dorpen en buurtschappen van de gemeente Apeldoorn. Onder andere in het zwaar christelijke dorp Uddel. Sociale controle vierde hoogtij en een voor mij in beginsel uiterst conservatieve cultuur kon ik moeilijk begrijpen, laat staan aanvaarden. Na enkele maanden kwam ik erachter dat het ook z’n mooie kanten had. Zorgzaamheid, er voor een ander iets willen betekenen, in moeilijke tijden elkaar opvangen en een enorm netwerk van wat men nu mantelzorgers zou noemen. We zetten er een samenwerking tussen vrijwilligers vanuit de kerk en professionele zorgverleners op. 25 Jaar later werd ik uitgenodigd en bleek dit sociale netwerk nog springlevend. Over duurzame sociale cohesie gesproken!
Ik vertrok naar Amsterdam. De enerverende stad. Ik wilde naar het vooruitstrevende westen, want daar gebeurde het! Ik kwam terecht bij de Kamer van Koophandel in Amsterdam met als zetel in het World Trade Center. Het bruiste er van activiteiten. Het internationale handelsverkeer ten top. Handelsreizen vanuit de Kamer van Koophandel gingen af en aan. Na een drietal jaren daar in die kringen vertoefd te hebben, bleek het echter ook niet allemaal zo vooruitstrevend te zijn. Men was ook uit op het veiligstellen van eigen posities, baantjes en verworven rechten. Verandering en vernieuwing werd vaak niet geapprecieerd en mijn directeur zat vaker zelf op kosten van de zaak in het Hilton te dineren, dan dat hij met de business bezig was. Er was ook nogal sprake van veel ‘window dressing’.
Ik werd benaderd door een paar jonge entrepreneurs uit Twente. Of ik daar niet wilde komen werken. Ze hadden een project dat met geld uit de Euregio gefinancierd werd en waar een energieke jonge hond broodnodig was om het geld goed te laten landen. Ik voelde mij aangesproken en vertrok uit Amsterdam. Achteraf gezien een aparte keuze van mij, omdat mijn toekomst er echt goed uitzag in die internationale contreien. Maar het was mijn ongeduld gecombineerd met een tomeloze ambitie en behoefte aan daadkracht. Drie jaar Twente bleek zeker geen opoffering. Het heeft wat van Apeldoorn. Doe maar gewoon, eerst zien dan geloven, je werkt voor en met elkaar. Wat vandaag niet kan, kan morgen ook. Loyaliteit staat zeer hoog in het vaandel. Je helpt elkaar waar nodig. Maar vergis je niet. Die Twentenaren kunnen er wat van. Een uitstekende universiteit (studenten hoogste IQ van Nederland indertijd), zeer actief en innovatief bedrijfsleven, uiteraard voortkomend uit de textielindustrie. Hoog arbeidsmoraal. Harde en slimme werkers. Ook echte netwerkers. Het ligt wat in een uithoek in Nederland, dus je moet het ook wel van elkaar hebben. En een grensgebied met de toegang tot het enorme Duitsland. Nu pas drong het echt tot mij door dat juist in het oosten het industriële Ruhrgebied lag met al zijn enorme activiteiten. Méér nog dan in het westen. Het ondernemersklimaat en de creativiteit heb ik als zeer inspirerend ervaren. En nog steeds: als ik in Twente kom, voel ik de combinatie van voor elkaar en met elkaar én de blik op de toekomst.
Het bedrijf waar ik leiding aangaf vertrok toch weer naar het Westen, omdat daar volgens de nieuwe eigenaren de markt lag. En zo kwam ik weer terug in Amsterdam. Na 2 jaar werd het bedrijf verkocht aan Elsevier en ik werd gevraagd om in Groningen mede de Postdoctorale opleidingen te gaan leiden. Een publiek-private samenwerking tussen de RuG en een ondernemer. Groningen…. Ik besloot er niet te gaan wonen. Maar vanuit mijn woonadres in Apeldoorn op en neer te reizen. Mij was namelijk gebleken dat als je er eenmaal ging wonen, je daar bleef wonen. Want het daar vertoeven was er heel aantrekkelijk. En ik wilde niet in die verleiding komen. Vijf jaar werken in Groningen. Mijn moeder had daar een groot deel van haar jeugd vlak na de oorlog doorgebracht. Nadat ze geboren was in Amsterdam, na een paar jaar in Utrecht in het Oost-Groningse Nieuweschans. Het viel haar zwaar. Het was een te grote overgang voor haar in haar pubertijd indertijd.
Voor mij was het anders. Ik werkte bij een opleidingsconcern met grote ambities, die ook waargemaakt werden. Van mijn beeld van de enigszins starre nukkige en terughoudende Groninger bleef werkelijk niets over. Wát een energie (ook letterlijk) én ambitie én wil om iets groots neer te zetten in Nederland en daarbuiten. We zetten vele samenwerkingsverbanden op met internationale universiteiten, ontwikkelden internationale leergangen en onderhielden een groot netwerk. De stad Groningen was een zeer levendige en vooruitstrevende stad. Ik kwam erachter dat Italiaanse architecten in het begin van de twintigste eeuw zelfs vele Herenboerderijen ontworpen. Niks achtergestelde gebied. Ze liepen voorop!
Ik besloot zelf het ondernemerschap te gaan beproeven en kocht samen met een collega een bestaand goed lopend opleidingsinstituut in Overijssel. Het bedrijf werkte landelijk. We verwierven vele nieuwe klanten en deelnemers. Onder andere in het zuiden des lands. We verwierven een zeer grote opdracht aldaar. Een grote organisatie met duizenden medewerkers met een cultuur met karakteristieken van een familiecultuur. Gemoedelijk, gezellig, warm met een aantrekkelijke sfeer. Dit bedrijf bleek ook een uiterst vooruitstrevende visie te hebben die zij met veel discipline en doorzettingsvermogen gingen implementeren. Nog nooit had ik zo’n omvangrijk project in zo’n grote organisatie met zoveel professionaliteit zien uitvoeren. En dat jarenlang. Natuurlijk ging het ook met vallen en opstaan, maar er was een sterke wil om dit samen te volbrengen. Met zelfs een partij die geen onderdeel van de familie was, maar een relatieve buitenstaander, die zij op strategisch niveau in alle geledingen in de organisatie toelieten. Best moedig.
Een ander zeer interessant project was de betrokkenheid van de ontwikkeling van één groot ziekenhuis in het midden des lands. Alle activiteiten van regionale en gespecialiseerde ziekenhuizen werden gecentreerd in een grote organisatie met zorg, onderwijs en onderzoek activiteiten. Het is een smeltkroes van subculturen uit alle gebieden van Nederland, aangevuld met specialisten uit andere landen. Met de ambitie om tot de internationale top te behoren als hoogwaardig instituut. Een aansprekende missie met een doorbraak methode.
En zo kan ik ook verhalen delen over mijn ervaringen in Rotterdam, de kop van Noord-Holland, in Zuid-Limburg, in Arnhem, in Eindhoven, in Emmen, in Den Haag, in Utrecht. Ga zo maar door.
Het moraal van mijn verhaal na 32 jaar werkervaring in meerdere cultuurgebieden in Nederland is zeer paradoxaal. Het is niet het één, het is niet het ander. Als je een spade dieper gaat, is het veelal de onverwachte combinatie van de verschillen dat het geheel zo effectief en werkbaar maakt. Het ‘doe maar gewoon’ gecombineerd met het creatieve ondernemerschap in Twente; het internationale karakter in het Westen samen met het behouden en verdedigen van de verworven posities; het bijna uitsluitende in Uddel met de warme duurzame betrokkenheid; het op zichzelf gerichte met het zich willen bewijzen en de tomeloze ambitie en profilering van het Groningse; het gezellige familiaire in het zuiden met de disciplinaire wil om zich professioneel te ontwikkelen.
Misschien moet ik met Koningin Maxima eens mijn bevindingen delen. Er is inderdaad geen collectief Nederlandse identiteit, maar het zijn juist de paradoxen die het kleine diverse Nederland zo succesvol maken. Een prachtig veelkleurig palet van hoogwaardige waarden gegrond in het mooie laagland.
Frank Seine
Maatschappelijk ondernemer