De WBTR en bestuurders- en toezichthoudersaansprakelijkheid
Inleiding
Op 1 juli 2021 treedt de Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR) in werking.
De WBTR vindt grotendeels zijn oorsprong in het rapport ‘Een lastig gesprek’ van de Commissie-Halsema (2013). Deze Commissie heeft vastgesteld dat de taakomschrijving en de aansprakelijkheid van bestuurders en toezichthouders van met name verenigingen en stichtingen in de semipublieke sector een nadere concretisering in de wet behoeft. Met de wet beoogt de rijksoverheid daarom de kwaliteit van het bestuur en het toezicht voor de rechtspersonen vereniging, de stichting, en de coöperatie te verbeteren. Onderwerpen betreffen onder andere:
- uitbreiding grondslag bestuur,
- grondslag toezichthoudend orgaan (“RvC”),
- taak- en normstelling bestuur en toezicht,
- monistisch bestuursmodel (one tier board),
- tegenstrijdigbelangregeling,
- ontslag van de stichtingsbestuurder,
- extern toezicht/ontslag bestuur en toezicht bij stichtingen,
- meervoudig stemrecht bestuur en toezicht en
- aansprakelijkheid.
Drie vormen van aansprakelijkheid
Op deze plaats wordt kort ingegaan op de drie vormen van aansprakelijkheid binnen de WBTR en een aantal remedies genoemd om aansprakelijkheid tegen te gaan. Let wel, dit betreft civielrechtelijke aansprakelijkheid. Ook zijn er bestuursrechtelijke, fiscale en strafrechtelijke aansprakelijkheidsgronden voor bestuur en toezicht.
1. Interne aansprakelijkheid
Onder het huidige recht zijn de bestuurders van alle rechtspersonen tegenover de rechtspersoon gehouden tot een behoorlijke vervulling van hun taak (de interne aansprakelijkheid). Daar verandert met de WBTR niks aan. Een voorbeeld is aansprakelijkheid van het niet volgen van de tegenstrijdigbelangregeling (die tevens door de WBTR wordt aangepast).
Deze bepalingen zijn ook van toepassing op de commissarissen bij de NV/BV, alsmede de commerciële stichtingen, verenigingen en coöperaties. Met de WBTR wordt deze interne aansprakelijkheid van de RvC bij alle rechtspersonen geüniformeerd. De regeling van de interne aansprakelijkheid in artikel 2:9 gaat voor alle rechtspersonen te gelden.
De wet maakt onderscheid tussen de gezamenlijk verantwoordelijkheid van de RvC en de individuele interne aansprakelijkheid. De commissarissen zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de taakvervulling van de RvC. Een commissaris is in beginsel persoonlijk (in privé) en hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die voortvloeit uit een onbehoorlijke taakvervulling. Het benadrukken hiervan ligt in lijn met het voornemen van de rijksoverheid (en van VWS) om het zwaard van de aansprakelijkheid als wapen voor het afdwingen van goed bestuur en toezicht te gaan gebruiken.
2. De externe aansprakelijkheid
Bestuurders en toezichthouders (commissarissen onder de WBTR) kunnen ook jegens derden aansprakelijk gehouden worden. Een subcategorie is de aansprakelijkheid bij faillissement.
De NV/BV regels met betrekking tot de aansprakelijkheid van bestuurders en commissarissen bij faillissement gelden ook voor de commerciële stichtingen, verenigingen en coöperaties. Deze regels behelzen onder andere bewijsvermoedens inzake onbehoorlijk bestuur bij het niet tijdig deponeren van de jaarrekening en het niet voldoen aan de administratieplicht. Vermoed wordt dat de niet tijdige deponering van de jaarrekening en het niet voldoen aan de administratieplicht belangrijke oorzaken van het faillissement zijn.
Met de WBTR wordt ook de externe aansprakelijkheid van de RvC bij alle rechtspersonen geüniformeerd. Hierdoor komt de externe aansprakelijkheidsregeling te gelden voor alle bestuurders en commissarissen.
Door de vele administratievereisten in de semipublieke sector en de problemen rondom de jaarrekening worden de risico’s op aansprakelijkheid met de invoering van de WBTR zeer actueel.
3. Misleidende jaarrekening
Op dit moment kunnen bestuurders tegenover derden aansprakelijk worden gesteld wanneer de jaarrekening, de tussentijdse cijfers die de rechtspersoon bekend heeft gemaakt of het jaarverslag een misleidende voorstelling geeft van de toestand van de rechtspersoon. Deze regeling geldt voor de NV/BV, en voor de bestuurders van een commerciële rechtspersoon. Voor de commissarissen geldt een vergelijkbare regeling voor de jaarrekening, maar niet voor de tussentijdse cijfers.
Wanneer de WBTR in werking treedt op 1 juli, kunnen de bestuurders en commissarissen van alle rechtspersonen tegenover derden aansprakelijk worden gesteld voor de misleidende jaarrekening/documentatie.
Aansprakelijkheid voorkomen
Waar gehakt wordt, vallen spaanders. Naast goed bestuur (en toezicht) leiden normale fouten niet tot aansprakelijkheid. Wel als er bij de fouten sprake is van een ernstig verwijt. In de casuïstiek kan dit alle kanten op gaan, maar er zijn ook zeker enkele ‘binaire’ aspecten die duidelijk wel/niet tot aansprakelijkheid kunnen leiden. De vier belangrijkste op een rij:
- Het niet juist invullen en naleven van taak en norm van het desbetreffende orgaan (bestuur of toezicht). De WBTR geeft een nadere invulling van taak en norm voor bestuur en toezicht.
- Het niet naleven van statuten en reglementen.
- Het niet tijdig deponeren van de jaarrekening.
- Het niet voldoen aan de administratieplicht.
Het voorkomen van aansprakelijkheid vraagt enige aandacht, maar is met een gedegen analyse van de specifieke zorginstelling en de inrichting van taak-norm-functioneren van een desbetreffende RvT/C zeker mogelijk.
Aanvullende remedies om schadeplicht te voorkomen zijn: vrijtekening, vrijwaring en beroepsaansprakelijkheidsverzekering.
Joost Kramer heeft jarenlange ervaring als advocaat en adviseur met bestuurders- en toezichtaansprakelijkheid en is lid van het NVTZ helpdeskpanel.